Wil je anderen aan het denken zetten of in beweging krijgen? Dan kun je een betoog houden volgens principes die al in de oudheid werden toegepast om een publiek te beïnvloeden.
Een betoog houden: volg de structuur van de klassieke redevoering
Een presentatie structureren is niet moeilijk: je begint met een inleiding, presenteert de kern en eindigt met het slot. Als je het aantrekkelijker wilt maken kun je daar een grab of hook aan toevoegen: een opening waarmee je de aandacht van het publiek trekt. Ook heb je de mogelijkheid om te eindigen met een uitsmijter, een pakkende slotzin of een verrassende wending, zodat je presentatie het publiek bijblijft. De oude Grieken onderkenden het belang van deze toevoegingen. In hun model beschreven zij per fase precies wat de redenaar wel en niet mocht doen. 1
Een betoog houden volgens eeuwenoude principes
Volgens de oude Grieken bestaat een betoog uit vijf stadia. Het model is volgens classica Marjon Spolders geniaal van eenvoud: “Het kan altijd toegepast worden, of de spreker nu een toespraak van een uur houdt of drie minuten aan het woord is in de vergadering.” 2 Een betoog dat op de juiste manier is opgebouwd roept bovendien “een keur aan individuele ervaringen en emoties op die zo universeel zijn dat ook de luisteraar erin kan delen.” 3 Hieronder beschrijven wij de vijf stadia en de invulling die je eraan kunt geven.
1. Exordium
De eerste fase wordt ook wel de opening genoemd. In dit stadium wil je de aandacht, de sympathie en het vertrouwen van de toehoorder winnen. Je moet met iets komen wat meteen je ethos onderstreept, aldus Spolders. 4 Dat wil zeggen dat het publiek jou als autoriteit gaat beschouwen. Je kunt je geloofwaardigheid bijvoorbeeld bewerkstelligen door een kort overzicht van je ervaringen te geven, door een anekdote te vertellen waaruit je expertise blijkt of door een citaat te tonen waar jij je volmondig bij aansluit of van afkeert. Die eerste optie, een droog overzicht van je ervaringen, spreekt nauwelijks tot de verbeelding. Het is dan ook slimmer om voor de tweede of derde optie te kiezen.
2. Narratio
Dan is het tijd om de feiten te presenteren. Bij feiten kun je denken aan objectieve informatie over jouw onderwerp. Overigens maakt het voor de kracht van je betoog niet uit of die feiten ook daadwerkelijk kloppen. Wie zich baseert op fake news, propaganda en andere vormen van misleiding, kan daar tijdens de narratio een aannemelijk verhaal van smeden door het logisch op te bouwen. Laten we er echter van uitgaan dat je een feitenrelaas wilt presenteren waarover de meeste mensen het eens zijn. In dat geval kun je ervoor kiezen om alleen de feiten te benoemen die relevant zijn voor jouw argumentatie. Misschien ben je geneigd om een volledig verhaal te vertellen. Realiseer je dan dat door overbodige informatie je doel vertroebeld kan raken.
3. Propositio
In fase drie neem je een standpunt in. Voor deze stellingname kun je het overtuigingsdoel gebruiken dat je tijdens de voorbereiding hebt geformuleerd. Als je doel is om je publiek ervan te overtuigen dat Nederlanders massaal zouden moeten overstappen op zonnepanelen, windenergie en hybride warmtepompen, dan is dat het standpunt dat je tijdens de propositie inneemt. Laat pathos in dit stadium achterwege en breng je stelling kort en krachtig onder woorden: “Nederlanders moeten massaal overstappen op duurzame energiebronnen.” Hoe kernachtiger je stelling, des te beter je argumenten in de volgende fase uit de verf komen.
4. Argumentatio
De argumentatie volgt op de stellingname. Je kunt verschillende argumentatiestructuren toepassen om je punt te maken, waaronder meervoudige en nevenschikkende argumentatie. Scheid je argumenten op een heldere manier van elkaar. Daarvoor kun je signaalwoorden van opsomming gebruiken, zoals ‘allereerst’, ’tevens’ en ’tot slot’. Ook signaalwoorden van argumentatie, zoals ‘omdat’, ‘aangezien’ en ‘want’, werken in deze fase verhelderend. Traditioneel bestaat de argumentatio uit de probatio en de refutatio. In de probatio hoor je de argumenten te rangschikken naar sterkte, bijvoorbeeld door te beginnen met de minder sterke en te eindigen met het sterkste argument. 5 In de refutatio breng je een tegenargument ter sprake, dat je vervolgens onmiddellijk ontkracht. 6
5. Peroratio
Fase vijf is de afsluiting. “De spreker doet een beroep op de hoorder om zijn zienswijze te delen”, stelt Spolders. 7 In moderne termen spreken we van de call-to-action: je roept het publiek op tot handelen. Als jij je toehoorders wilt overtuigen, dan kan je call-to-action zijn dat ze jouw standpunt tegenover anderen verdedigen. Wil je ze activeren? Dan gebruik je de peroratio om ze aan te sporen tot actie: je roept ze bijvoorbeeld op tot protest, tot staking of tot aankoop van je product – afhankelijk van de context van je betoog. Doet de mogelijkheid zich voor om pathos in je afsluiting te verwerken? Grijp die kans dan met beide handen aan. Dit is immers je laatste kans om emoties bij je publiek op te wekken.
Advies nodig? Cursus volgen? Offerte aanvragen?
Kun jij een overtuigend betoog houden?
Het betoog is vast niet de eerste presentatievorm waar je aan denkt als jij collega’s, leidinggevenden of klanten moet overtuigen. Toch loont het de moeite om jezelf deze structuur eigen te maken: de opbouw die de oude Grieken aanhielden om hun punt te maken, is in onze moderne samenleving nog altijd effectief.
Wil jij beter leren presenteren? Lees onze ultieme presenteergids voor professionals, schrijf je in voor een van onze cursussen of neem rechtstreeks contact op met De Presenteerschool.
Bronnen
- Jong, J. de, Pieper, C. en Rademaker, P. (2015). Beïnvloeden met emoties. Pathos en retorica. Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 151-152.
- Spolders, M. (1997). Het winnende woord. Amsterdam: Bert Bakker, p. 65.
- Jong, J. de, Pieper, C. en Rademaker, P. (2015). Beïnvloeden met emoties. Pathos en retorica. Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 188.
- Spolders, M. (1997). Het winnende woord. Amsterdam: Bert Bakker, p. 65.
- Jong, J. de, Pieper, C. en Rademaker, P. (2015). Beïnvloeden met emoties. Pathos en retorica. Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 152.
- Jong, J. de, Pieper, C. en Rademaker, P. (2015). Beïnvloeden met emoties. Pathos en retorica. Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 153.
- Spolders, M. (1997). Het winnende woord. Amsterdam: Bert Bakker, p. 65.