Wie zich in presenteren verdiept, stuit op een grote diversiteit aan vaktermen. De Presenteerschool licht deze vaktaal kort en krachtig toe met behulp van woordenboeken en vakinhoudelijke bronnen. Vandaag staat het begrip alliteratie centraal.
Wat betekent de term alliteratie?
Alliteratie: waar verwijst het naar?
De term alliteratie is een zelfstandig naamwoord. Een synoniem is beginrijm. Volgens de Dikke Van Dale slaat dat op de gelijkheid van de beginklank, met name een beginmedeklinker, op beklemtoonde plaatsen in een tekst.
Met alliteratie kunt je de aandacht vestigen op de manier waarop je iets onder woorden brengt. Sprekers passen vaak alliteratie toe als ze willen dat de boodschap blijft hangen. Een voorbeeld is het debat over de vraag in hoeverre Nederland moet zorgen voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Dat debat is bekend komen te staan als de bed-bad-en-brooddiscussie.
Waar komt de term vandaan?
Volgens Van Dale is het woord in 1824 vanuit het Frans in het Nederlands terechtgekomen. Het Franse woord allitération is op zijn beurt afkomstig uit het Italiaans. Daar werd het in de vijftiende eeuw bedacht door de humanist Giovanni Pontano. 1 Die gebruikte het Latijnse littera als uitgangspunt, wat ‘letter uit het alfabet’ betekent.
ADVIES NODIG? CURSUS VOLGEN? OFFERTE AANVRAGEN?
Waarom is deze term belangrijk?
Alliteratie wordt vaak toegepast door politici, marketeers, bestuurders en andere professionals die een publiek willen meekrijgen. Een boodschap die allitereert is vaak pakkend en makkelijk te onthouden. Wel ligt het gevaar op de loer dat je in clichés vervalt, want in onze taal wemelt het van de uitdrukkingen met beginrijm: paal en perk stellen, schots en scheef staan, van schade en schade wijs worden, enzovoorts.
Pas jij bewust alliteratie toe?
Wil jij beter leren spreken in het openbaar? Lees dan onze ultieme presenteergids voor professionals, schrijf je in voor een van onze cursussen of neem rechtstreeks contact op met De Presenteerschool.
Bronnen
- W.M. Clarke, ‘Intentional Alliteration in Vergil and Ovid’, Latomus, (1976), p. 276-300, geraadpleegd op 21 november 2021 via https://bit.ly/2ZbI12k.
1 reactie